Een succesrijk beheer voor de toename van dood hout in het Zoniënwoud

De aanwezigheid van dood hout is cruciaal voor bosecosystemen, omdat het bijdraagt aan de vruchtbaarheid van de bodem, en omdat het een voedselbron is voor veel vaak gespecialiseerde soorten; het creëert habitats en bovendien slaat het water en koolstof op. Het beheersplan voor het Zoniënwoud bepaalt dat de hoeveelheid dood hout moet toenemen om o.m. de biodiversiteit en de veerkracht van het woud te verbeteren. Het aandeel dood hout is intussen aanzienlijk toegenomen, wat wijst op een doeltreffend beheer.

(Juliette de Villers – Leefmilieu Brussel, Departement Reporting & Milieueffecten, verantwoordelijk voor het opstellen van het verslag over de staat van het Brusselse leefmilieu)

Dood hout, een sleutelcomponent voor het behoud van biodiversiteit en het functioneren van het bosecosysteem.

Dood hout, zowel op de grond als staand, draagt bij aan een gezonde en diverse bosomgeving. Het vervult verschillende essentiële ecologische functies, waaronder:

  • Een bijdrage aan de bodemvruchtbaarheid via de recycling van organisch materiaal: door de gezamenlijke werking van bodemfauna, bacteriën en schimmels wordt dood hout langzaam afgebroken en draagt het bij aan de vorming van humus (zie ons nummer 2025-2);
  • Een voedselbron voor gespecialiseerde groepen schimmels, bacteriën en ongewervelde dieren, die zich voeden met dood hout (saproxylische soorten);
  • Het creëren van microhabitats voor een brede biodiversiteit (insecten, knaagdieren, vleermuizen, vogels, schimmels, mossen en levermossen, korstmossen, enz.);
  • Een waterreservoir: door zijn poreuze structuur slaat rottend hout grote hoeveelheden water op, wat nuttig is voor bepaalde planten (mossen, jonge scheuten, enz.) en het vochtgehalte van de bodem verhoogt;
  • De opslag van koolstof die door planten via fotosynthese is vastgelegd: deze blijft in het hout opgeslagen, totdat het volledig is afgebroken, waarbij een deel in humus wordt opgenomen en een ander deel als CO2 vrijkomt (mineralisatie).

Een gevarieerd en functioneel ecosysteem berust op de aanwezigheid van diverse vormen van dood hout, variërend in boomsoorten, afbraakstadia, grootte en vorm (staande dode bomen, omgevallen bomen, stapels hout, enz.). Bovendien hebben veel saproxylische soorten een beperkt verspreidingsvermogen en specifieke ecologische vereisten. De ruimtelijke en temporele continuïteit van dood hout-habitats is daarom essentieel voor de levensvatbaarheid van deze weinig mobiele soorten.

Wetenschappers schatten dat 20 tot 40% van de levende organismen in bosecosystemen gedurende ten minste een deel van hun levenscyclus afhankelijk zijn van dood hout (Boeykens C. et al. 2023). Vanuit landschappelijk oogpunt draagt de aanwezigheid van dood hout en de daarmee gepaardgaande levensvormen ook bij aan de bosomgeving.

Het beheersplan voor het Zoniënwoud richt zich op het verhogen van de hoeveelheid dood hout.

Dit plan (VAES en VANWIJNSBERGHE, 2020), evenals het besluit dat het Natura 2000-statuut van het Zoniënwoud (1) vastlegt, beoogt een hoeveelheid dood hout, staand of op de grond, van minstens 5% van het totale volume op stam te bereiken. Dit percentage stijgt tot 8% als we rekening houden met de instandhoudingsdoelstellingen van de boshabitats van communautair belang (2), die bijna het gehele Brusselse Zoniënwoud beslaan. Het momenteel geïnventariseerde volume dood hout bedraagt bijna 30 m³/ha, wat neerkomt op ongeveer 9% van het totale volume op stam.

Verschillende maatregelen dragen bij aan de toename van dood hout. Voorbeelden hiervan zijn: staande dode of afstervende bomen laten staan, of als ze om veiligheidsredenen moeten worden gekapt, dit zo hoog mogelijk doen; omgevallen stammen en takken niet verwijderen; kruinen op de grond laten na houtkap; of dunningen uitvoeren door ringel (het rondom verwijderen van de schors om de boom te laten sterven of verzwakken). In het Brusselse deel van het Zoniënwoud worden bijna alle door de wind gevelde bomen (stormhout) volledig ter plaatse gelaten. Evenzo blijft het hout van de eerste dunningen en van gekapte bomen op moeilijk bereikbare locaties meestal op de grond liggen.

Bepaalde zones van het bos, die specifiek gewijd zijn aan de vorming van een ecologisch netwerk, behouden een maximum aan grote bomen en dood hout:

  • Integrale bosreservaten en Set-Aside, waar natuurlijke processen grotendeels hun gang kunnen gaan, met enkele uitzonderingen voor veiligheid en beheersing van invasieve soorten;
  • Verouderingseilanden, waar bomen langer mogen groeien dan hun exploitatieduur, maar niet tot hun natuurlijke levensduur, om zo lang mogelijk oude habitatbomen te behouden.

Dit netwerk omvat ook bos- en natuurreservaten en “habitatbomen” (bomen met holtes, zwaar beschadigde stammen door rot, bliksem of schimmels, sterk begroeid met mos of klimop, enz.) verspreid over het gehele bos. Het beheerplan streeft ernaar dat deze structuren, die zich kenmerken door de aanwezigheid van grote hoeveelheden dood hout, aanwezig zijn op 15% van het woud.

(1): Besluit van 14 APRIL 2016 van de Regering van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest betreffende de aanwijzing van de Natura 2000-site – BE1000001: “Het Zoniënwoud met bosranden en aangrenzende bosdomeinen en de Woluwevallei – complex Zoniënwoud – Woluwevallei”.

(2): Een habitat van communautair belang is een natuurlijke omgeving die essentieel is voor het behoud van de biodiversiteit en beschermd wordt door Europese richtlijnen.

Locatie van verouderingseilanden en Set-Aside en het integraal bosreservaat Grippensdelle
Bron: Leefmilieu Brussel 2019, Beheerplan van het Brusselse Zoniënwoud (Boek II – Doelstellingen en beheermaatregelen)

Toename van de hoeveelheid dood hout in het Zoniënwoud.

Gemiddeld bedroeg het volume dood hout in het Brusselse Zoniënwoud in 2024 28,6 m³/ha (samenvatting van gegevens van de laatste 8 jaarlijkse bosinventarisaties, die samen het hele bos bestrijken), wat neerkomt op ongeveer 8,9% van het totale volume op stam. In 2023, 2020 en 2013 werd het gemiddelde volume respectievelijk geschat op 23 m³/ha, 21 m³/ha en 14 m³/ha. Ondanks een marge van onzekerheid in deze schattingen, wijzen de waarnemingen op een aanzienlijke toename van dood hout, wat overeenkomt met de bevindingen van terreinbeheerders.

In 2024 bedroeg het volume dood hout in het Brusselse Zoniënwoud gemiddeld bijna 29 m3/ha waarvan 1/4 staand
Bron: Leefmilieu Brussel 2025, op basis van de synthese 2024 van de bosinventaris van het Brusselse Zoniënwoud – Eenheid voor beheer van bosrijke hulpbronnen en natuurlijke milieus (FUSAGX-ULg, 2024)

In 12 jaar tijd is het volume dood hout verdubbeld
Bron: Leefmilieu Brussel 2025, op basis van de syntheses 2012, 2020, 2023 en 2024 van de bosinventaris van het Brusselse Zoniënwoud – Eenheid voor beheer van bosrijke hulpbronnen en natuurlijke milieus (FUSAGX-ULg, 2024).

75% van het dode hout ligt op de grond, een percentage dat in 2012 op 79% werd geschat.

Indicatoren met betrekking tot de hoeveelheden en de kwaliteit van dood hout worden ook regelmatig geëvalueerd op basis van een visueel onderzoek, in het kader van de monitoring van de kwaliteit van boshabitats van communautair belang¹ (Natura 2000). Het rapport van 2023 concludeert dat, ondanks vaak aanzienlijke vooruitgang in de afgelopen jaren, de aanwezigheid van dood hout in veel percelen moet worden versterkt om de doelstellingen van Natura 2000 te bereiken.

In het algemeen geldt dat bosbestanden vanuit het oogpunt van natuurbehoud des te waardevoller zijn naarmate ze grotere hoeveelheden dood hout bevatten. Het minimale volume dood hout dat nodig is om het merendeel van de soorten die afhankelijk zijn van rottend hout in stand te houden, wordt geschat op 30 m³/ha voor laaglandbossen (Müller en Bütler 2010, geciteerd door SPW – ARNE 2019, “Milieu-indicatoren”). In primaire beukenbossen zouden de gemiddelde volumes dood hout tussen de 100 en 150 m³/ha liggen (Vandekerkhove K. et al., 2022).


Meer dood hout in het integraal bosreservaat

Het integraal bosreservaat Grippensdelle werd in 2007 opgericht met als doel een spontane bosdynamiek te laten ontstaan in een gebied dat al zeer lang bebost is. Bosbeheermaatregelen worden er tot een strikt minimum beperkt.

Een inventarisatie uitgevoerd in 2003 schatte het volume dood hout in dit reservaat op ongeveer 4 m³/ha. Deze uitzonderlijk lage waarde zou te wijten zijn aan de stormen van 1990, die de beukenbestanden in dit gebied zwaar hebben getroffen. De toenmalige stormschade werd systematisch geëxploiteerd en afgevoerd tot in 2003. Sindsdien blijft het dode hout ter plaatse liggen.

In 2023 schatte de bosinventaris de hoeveelheid dood hout in het reservaat Grippensdelle op 75,5 m³/ha, meer dan drie keer zoveel als het gemiddelde dat datzelfde jaar werd waargenomen in het gehele Brusselse Zoniënwoud.

In 2023 bedroeg het gemiddelde volume dood hout in het integraal bosreservaat 76 m3/ha, waarvan 1/3 staand
Bron: Leefmilieu Brussel 2023, op basis van de synthese 2023 van de bosinventaris van het Brusselse Zoniënwoud – Eenheid voor beheer van bosrijke hulpbronnen en natuurlijke milieus (FUSAGX-ULg, 2023)

Deze spectaculaire evolutie is vergelijkbaar met die welke werd waargenomen in het bosreservaat “Joseph Zwaenepoel” in het Vlaamse Gewest, waar na 30 jaar niet-beheer de hoeveelheden dood hout meer dan 100 m³/ha bedroegen (Vandekerkhove K. et al., 2012). Volgens dezelfde auteur duurt het 50 tot 100 jaar voordat een vroeger beheerd bos dat vervolgens aan zichzelf wordt overgelaten, de hoeveelheden dood hout bereikt van een natuurlijk bos.

Meer dood hout: naar een verhoogde veerkracht van het Zoniënwoud

Concluderend hebben de beheersmaatregelen die de afgelopen twintig jaar zijn toegepast, geleid tot een aanzienlijke toename van dood hout in het Brusselse Zoniënwoud, en in het bijzonder in het integrale reservaat Grippensdelle. Er is echter nog veel ruimte voor verbetering, vooral gezien de hoge productiviteit van de beukenbossen. Deze evolutie, die bijdraagt aan de biodiversiteit en de veerkracht van het bos, vooral in het licht van klimaatverandering, moet in de komende decennia worden voortgezet.

Beknopte bibliografie :

Documentaire bronnen van het Verslag over de toestand van het Brusselse milieu met betrekking tot het beheer van het Zoniënwoud:  https://leefmilieu.brussels/burgers/tools-en-data/het-milieu-stand-van-zaken/zonienwoud

Coverfoto: Kris Vandekerkhove (INBO – Instituut voor Natuur & Bosonderzoek)

Aanmelden op onze nieuwsbrief

Vul uw gegevens in om in te schrijven op onze nieuwsbrief.

Deze website maakt gebruik van cookies volgens ons privacy beleid